Tante heb ik haar nooit genoemd, Atty was voldoende. Ze was er voor mij toen ons mam op jonge leeftijd ziek werd. In mijn puberjaren ging ik vaak bij haar logeren. Ik mocht gaatjes in mijn oren laten schieten, haar brommer lenen om naar mijn eerste vakantiebaantje in de stad te rijden en samen met mijn vriendje blijven slapen.
Dat haar zoontje bij de geboorte niet levensvatbaar bleek was haar grote verdriet. Talloze pleegkindjes uit de Parijse banlieues vulden tijdens zomervakanties haar huis. Haar honden – met Oostenrijkse namen als Schurlie, Seppl, Otto, Heidi en Vienna – waren haar bloedjes. Op het toilet hing de sticker ‘toen ik de mensen leerde kennen, kreeg ik de dieren lief’.
Ik had het beloofd: als het zover was, zou ik voor Atty zorgen. Tijdens de laatste nachten in het hospice bleef ik als vanouds bij haar logeren. Daar hebben we samen nog om gelachen.
Volkskrant column ‘Tante Jo’
Op de foto zie je het Mädelhaus: tante Annie, oma, ons mam en op de voorgrond Atty.
Ontroerend Carla. Mooi
Dank je wel Yon!